04-07-2025 JOURE – Aan de landelijke beëindigingsregelingen veehouderijlocaties Lbv en Lbv-plus zijn ook ondernemers die op meerdere locaties vee houden. Een analyse van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland leert dat dit om 8% tot 11% van de bedrijven geldt die zich voor de stoppersregeling hebben aangemeld. Dat meldt minister Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur aan de Tweede Kamer.
De beëindigingsregelingen kennen een doorstartverbod. Dat houdt in dat een veehouder die op grond van de Lbv, Lbv-plus of Lbv-kleinere sectoren een subsidie heeft ontvangen voor het beëindigen van een veehouderijlocatie niet elders een veehouderijbedrijf mag starten of overnemen met dezelfde diersoort.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland RVO.nl controleert periodiek of de personen die de Lbv- of Lbv-plus-overeenkomst hebben ondertekend, niet op een andere plek een veehouderijbedrijf met dezelfde diersoort zijn gestart of hebben overgenomen.
Wiersma wijst er op dat er voor de deelnemende veehouderijlocatie een locatieverbod, waardoor er op de locatie nooit meer vee gehouden mag worden. Het is voor haar niet mogelijk om, na het beëindigen van een veehouderijlocatie met subsidie, gegevens over een eventuele andere activiteiten op de locatie of door de ondernemer, bij te houden. De regelingen bieden hiervoor geen grondslag.
Een veehouder die deelneemt aan de regelingen Lbv of Lbv-plus verliest de productierechten voor de veehouderijlocatie en daarmee is een definitieve daling van de mestproductie geborgd, aldus de minister. Dat dit effect teniet wordt gedaan door het overnemen of elders starten van een veehouderijbedrijf in een sector waarvoor geen productierechtenstelsel geldt, acht ze onwaarschijnlijk gelet op het huidige vergunningsstelsel voor stikstof.