27-08-2024 JOURE – 10% van de volwassen inwoners van Nederland ervaart problemen bij het betalen van zijn of haar vervoer. Dit zijn vaak mensen met een laag inkomen, alleenstaanden met kinderen, en werklozen. Zij hebben moeite om hun reis te betalen, geven meer geld uit aan vervoer dan ze zich kunnen veroorloven of bezuinigen op andere huishouduitgaven om hun vervoer te kunnen betalen. Daarnaast geven zij aan in het algemeen moeite te hebben om rond te komen of verwachten daar binnen een jaar moeite mee te krijgen. Voor 1 tot 5,5% van de inwoners van Nederland geldt zelfs dat ze niet of minder deelnemen aan sommige activiteiten (zoals een familie- of ziekenhuisbezoek), omdat ze geen geld hebben voor het vervoer ernaartoe.
Dit blijkt uit het onderzoek ‘Betaalbare mobiliteit?’ van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM). Onder betaalbaarheid van mobiliteit wordt meer verstaan dan alleen betaalbaarheidsproblemen. Daarom verkent het KiM het begrip vanuit 3 invalshoeken: huishouduitgaven aan mobiliteit, prijzen en prijsveranderingen en betaalbaarheidsproblemen.
Uitgaven en prijzen vervoer
Mobiliteit is voor veel huishoudens een groot deel van hun uitgaven. Gemiddeld geven huishoudens 14% van hun budget uit aan mobiliteit, al verschilt dat sterk tussen huishoudens. De gemiddelde prijzen van vervoer zijn in de afgelopen 8 jaar met 30% gestegen. Dat is iets meer dan de inflatie over die periode. Daarmee is vervoer relatief duurder geworden, maar dit verschilt wel per vervoermiddel. Openbaar vervoer en fietsen zijn minder in prijs gestegen. Fossiele brandstof voor de auto steeg sterk in prijs, waarna in 2023 een afvlakking volgde, maar alsnog is de prijsstijging groter dan de inflatie. Vliegen is het sterkst in prijs gestegen. Deze ontwikkelingen in prijzen en in uitgaven aan mobiliteit geven nog niet aan in hoeverre mensen moeite hebben om hun vervoer te betalen ofwel de betaalbaarheidsproblemen.
Groepen gericht benaderen
Een benadering van betaalbaarheidsproblemen gebaseerd op daadwerkelijke uitgaven en inkomens van huishoudens kan nuttig zijn om de kans op betaalbaarheidsproblemen te monitoren. Zo’n benadering laat echter niet zien in hoeverre mensen al hun reisgedrag hebben aangepast aan een te krappe portemonnee. Dan is het waardevol om ervaren betaalbaarheidsproblemen in kaart te brengen. Beide onderzoeksaanpakken zijn toegepast in het KiM-onderzoek en wijzen dezelfde groepen aan die de grootste kans hebben op betaalbaarheidsproblemen van mobiliteit: lagere inkomens, alleenstaanden met kinderen, en werklozen. Als de overheid betaalbaarheidsproblemen wil verlichten, is het dus efficiënt om maatregelen te nemen die zich op die groepen richten.