Kinderen in armoede


06-12-2017 JOURE – In Friesland groeit een op de negen kinderen op in armoede. 31.500 om precies te zijn. En dat aantal neemt niet af. Onder die groep zitten veel kinderen die ook nog eens ongelukkig zijn en hun leven een onvoldoende geven. En dat terwijl de meeste Friese kinderen juist heel gelukkig zijn. 

Heel veel stress
Kalverboer publiceerde gisteren een rapport. Daarin staat dat kinderen die in armoede opgroeien niet alleen last hebben van het feit dat ze te weinig spullen hebben, maar dat ze vooral heel veel stress en onzekerheid ervaren. Dat leidt er toe dat ze bijvoorbeeld ook minder goed op school kunnen meekomen omdat ze zich slecht kunnen concentreren, en minder goed contact kunnen hebben met andere kinderen. Voor het onderzoek is gesproken met kinderen, jongeren en ouders die leven in armoede en vertegenwoordigers van gemeenten. Ook is een analyse gemaakt van een online vragenlijst die 1395 kinderen en jongeren hebben ingevuld over hun leven. Van deze kinderen en jongeren hebben 196 te maken met armoede thuis.

leefomstandigheden
Ouders zijn vaker gestrest en hebben allerlei zorgen. Dat merken kinderen, die hebben daar last van. Het heeft invloed op de situatie op school. Ze hebben niet altijd de kleren die ze nodig hebben. Ze moeten naar school lopen, terwijl anderen een fiets hebben. Ze wonen in buurten die vaak minder veilig zijn, en die ze onaangenaam vinden en waar minder voorzieningen zijn. Dus eigenlijk hebben ze in hun hele leven te maken met de effecten van armoede.

Ouders ervaren armoede als een soort fulltime baan. Zij kunnen daarom niet nadenken over hoe ze hun positie kunnen verbeteren, en hoe zij hun kinderen weer mee kunnen laten doen. Kinderen geven aan dat het thuis instabiel is. Dat ze opstaan met stress en naar bed gaan met stress. Daar willen ze heel graag verandering in. Ze willen perspectief op een ander leven. Daar hebben dit soort gezinnen hulp bij nodig.

Verschillende ambtenaren
Soms krijgen ze die juiste hulp, maar vaak ook niet. Volgens Kalverboer wordt in veel gemeentes niet goed gecommuniceerd. Ouders hebben dan te maken met verschillende ambtenaren die allemaal een stukje van het probleem op zich nemen, vertelt ze. Daarom pleit voor een vaste aanspreekpersoon binnen het gezin. Zo kun je een plan maken voor een langere termijn. Er moet een plan komen voor kinderen van 0 tot 18. En eigenlijk van tot 23. Zodat ze een perspectief hebben op een baan. En wel een goede opleiding. En uiteindelijk dus een fijne jeugd kennen.

Geen eten
De ombudsvrouw maakt zich 'grote zorgen' als de situatie zo blijft. "Ik was vorige week op werkbezoek bij een kledingbank. Daar hoorde ik van kinderen die in de winter op slippers naar school gaan. Dat als er getrakteerd wordt op school, die kinderen het eten naar binnen schrokken omdat ze geen warme maaltijden krijgen – of überhaupt geen eten krijgen. Of kinderen die geen schoon ondergoed hebben en daarom uitgesloten worden."

De boodschap van de ombudsvrouw is dus helder: één iemand moet het overzicht houden en voor langere tijd beschikbaar zijn.